“Ja, dat vind ik echt heel lastig hoor, wildvreemde mensen
aanspreken.” “En wat moet ik dan vragen?” Ik keek in het rond en zag de
moeilijk kijkende gezichten van de deelnemers aan de docentenopleiding
Filosofie. Het was de laatste les, die in het teken zou staan van Descartes.
Descartes, de grondlegger van de moderne filosofie. Die toen hij al zijn overtuigingen
over boord had gegooid, twijfelde aan alle kennis die hij ooit had opgedaan en wist
dat hij zeker niet op zijn zintuigen kon vertrouwen. Hij besefte: “Er is
slechts 1 waarheid: ik die twijfel, en wellicht bedrogen word, besta.” Ik denk
dus ik besta.
De deelnemers hadden dus de opdracht gekregen om buiten op
straat wildvreemde mensen (het liefst kinderen) te ondervragen, aan het
twijfelen te brengen, diep te laten nadenken en misschien zelfs wel te
confronteren met hun gedachten. Net zoals Socrates dat deed op het marktplein
in het oude Athene. En daar hadden ze duidelijk geen zin in. Ik voelde ook bij
mezelf onrust opkomen. Was het niet te veel gevraagd? Is er niet een alternatieve
opdracht mogelijk, waarbij we een aantal kinderen uitnodigen bij ons binnen te
komen en aan een spervuur van vragen te onderwerpen. Maar daar was een
stemmetje in mij: “Angela, rug recht, hoofd koel, hart warm.” En ik wachtte
rustig af tot de eerste deelnemers na een half uur weer terug kwamen.
Met een glimlach van oor tot oor, kwamen ze binnendruppelen.
En de enthousiaste verhalen werden direct met elkaar gedeeld. Over een oudere
man in het park, die vertelde dat hij als hij echt diep over een kwestie wilde
nadenken, dat hij dan ging wandelen in het park. Over hoe belangrijk het is
wanneer mensen leren hun verstand te gebruiken, hun eigen wijsheid. En dan was
er ook nog een groep kinderen geweest die zich hadden bezig gehouden met de
vraag: “Kun je ook niet denken?” Na afloop vertelden de kinderen over hoe
bijzonder ze het hadden gevonden om op deze manier na te denken. Ik hoorde het
allemaal glimlachend aan en besefte weer: door wrijving ontstaat glans. En
waarschijnlijk zijn de inzichten die ze bij deze opdracht hebben opgedaan van
een langere levensduur dan datgene wat er daarna aan theorie werd behandeld.
“Dit zouden we eigenlijk vaker moeten doen”, verzuchtte een
van de deelnemers. “Een echt gesprek met elkaar voeren, openstaan voor ieders
inzichten, echt luisteren…” En ik vertelde dat ook dat bij filosofie hoort. We
hoeven elkaar niet te overtuigen van onze eigen inzichten, maar kunnen ook
proberen tot een synthese te komen. En ook dat kun je jonge kinderen al leren. Maar
ook ouderen. Zo stond ik afgelopen zomer een paar dagen met een klein tentje op
een natuurcamping in Brabant. ’s Avonds bij de afwas ontmoette ik een wat
oudere man en we raakten aan de praat. Eerst over de temperatuur van het
afwaswater, later vertelde ik over de optredens die we die dag hadden gegeven
op een theaterfestival. Hij liet zijn afwasborstel vallen, keek me aan en begon
enthousiast te vertellen over dat hij vroeger clown was.
Het gesprek werd nu pas echt leuk. De man liet een paar acts
zien en vertelde over wat er zo leuk is aan optreden voor kinderen. Hij begon
steeds meer te glunderen. Zeker toen hij tot het besef kwam dat “clown zijn”
eigenlijk zijn roeping was, datgene wat hem te doen stond in het leven. Datgene
waar hij mensen en zichzelf echt blij mee kon maken. En hij besloot ter plekke
om zijn oude ambacht weer op te pakken. De volgende ochtend vroeg stond hij
voor mijn tentje. In zijn hand een afwassponsje. Ik dacht dat hij een clownsgrap met
me wilde uithalen en pakte het niet direct aan. Totdat hij vertelde hoe
dankbaar hij was voor onze ontmoeting die avond ervoor. De ontmoeting die zijn
leven een heel andere wending zou geven. Ik had met mijn vragen bij hem “gewreven en gepoetst”. Daar stond het sponsje symbool voor. Er was in
zijn leven weer glans ontstaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten